Hoofdstuk 12: Het hart
ANATOMIE EN FYSIOLOGIEDEEL 1
Leen Van Poppel1
Leerdoelen• De anatomie van het hart• de bloedvoorziening van het hart, de structuur van het pericardium, de
hartwand en het hartskelet beschrijven• de bloedtoevoer naar het hart en de stroom van bloed door het hart
uitleggen• de belangrijkste bloedvaten, hartafdelingen en hartkleppen benoemen• De gebeurtenissen verklaren van een actiepotentiaal in de hartspier• De elektrische gebeurtenissen herkennen die bij een normaal
elektrocardiogram worden geregistreerd• De gebeurtenissen die plaatsvinden tijdens de hartcyclus en de harttonen
in verband brengen met de specifieke gebeurtenissen tijdens deze cyclus• Een definitie geven van het hartminuutvolume• De factoren beschrijven die invloed hebben op de hartslagfrequentie en
het slagvolume en• Verklaren op welke wijze het slagvolume en het hartminuutvolume zich
aanpassen aan het niveau van lichamelijk activiteit
2
3
4
Hoe zit het hart in het lichaam?
5
Het hart: macroscopie.
• Kegelvormig, hol, gespierd orgaan.
• Omvang van de vuist van de eigenaar
• Ligt in het mediastinum (ruimte tussen de longen)
– Schuin, iets naar links
– Basis ligt bovenaan (2de intercostale ruimte)
– Apex (top) ligt onderaan links (5de intercostale ruimte)
• Hart rust op centrale pees van diafragma
• Craniaal: grote bloedvaten
• Dorsaal van hart lopen oesofagus, trachea, li & re stam-bronchus, Ao. descendens, VCI, borstwervels
• Lateraal van hart: longen
• Ventraal van hart: sternum, ribben, intercostale spieren 6
Hartspierweefsel
Bindweefsel (groen)
Visceraal blad van hartzakje (epicard),
binnenste blad
Pariëtaal blad van hartzakje (pericard), buitenste blad
Pericard-holte
Pericard-holte: virtuele holte (geen lucht)
gevuld met sereus vocht
Pericard = hartzakje: schematisch
7
Relatie tussen hart en verschillende soorten
bloedvaten:
Hart-vaatstelsel: indeling in 2 aparte delen:
• Bloedsomloop:
– Hart (= pomp)
– Bloedvaten(stelsel) (= buizenstelsel)
• Lymfestelsel (= volgend hoofdstuk)
Beiden communiceren en zijn nauw verbonden!!
8
9
Hart Arteries
Arteriolen
Capillair net
Weefsels
Venulen
Venen
Lymfe
Relatie tussen hart en verschillende soorten bloedvaten:
van toepassing op beide harthelften
Relatie tussen hart en verschillende soorten bloedvaten
– Arteriën en arteriolen:
• Vertrekken vanuit het hart, voeren bloed richting weefsels
– Venen en venulen:
• Voeren het bloed terug naar het hart vanuit de weefsels
– Capillairen en sinusoïden:
• Haarvaten en onregelmatige, brede bloedruimtes
• Liggen tussen het arterieel en het veneus systeem
• Staan in permanente uitwisseling met de weefsels, van waaruit ook de lymfevaten vertrekken– Deze voeren overtollig weefselvocht (terug) naar de bloedbaan
(venen)
10
De plaats van het hart in de bloedsomloop
Het hart pompt bloed achtereenvolgens in 2 bloedsomlopen:
– Kleine bloedsomloop / longcirculatie
• Re hart (helft) pompt bloed naar longen voor
gaswisseling (CO2 tegen O2)
– Vertrek: re ventrikel (zuurstofarm)
– Aankomst: li atrium (zuurstofrijk)
– Grote bloedsomloop / lichaamscirculatie
• Li hart pompt bloed naar alle weefsels / organen:
(voorziening O2 en voedingsstoffen, afvoer afvalstoffen )
– Vertrek: li ventrikel (zuurstofrijk)
– Aankomst: re atrium (zuurstofarm)
12
Tekenen…
14
Basisschets:
hart
Atria en ventrikels
Atria: I: rechter atrium
III: linker atrium
Ventrikels: II: rechter ventrikel
IV: linker ventrikel
Gekleurde pijlen: rood = O2 rijk
blauw = O2 arm
die stroomrichting van bloed aangeven.
Let op!: in de kleine circulatie (longcirculatie) bevat de arterie zuurstofarm bloed en de venen zuurstofrijk bloed!
• Loncirculatie dient precies voor de zuurstofvoorziening van het bloed (oxygenatie)
15
Grote bloedvaten van hart
Aanvoerende bloedvaten: grote venen (aders):
1. Vena cava superior (bovenste holle ader)
2. Sinus coronarius (kransader)
3. Vena cava inferior (onderste holle ader)
8. Vena pulmonalis: 4x (longvenen)
Afvoerende bloedvaten: grote arteries (slagaders):
4. Truncus pulmonalis (longslagaderboom)
Vertakt in: 5. Rechter arteria pulmonalis (longslagader)
6. Linker arteria pulmonalis
7. Aorta
9. Arteria coronaria 2x (rechter en linker) takken af van de aorta!!
16
Kleppen van het hart
• Atrio-ventriculaire kleppen (inlaat-kleppen)
a) tricuspidalis-klep (drie slippige klep)
c) mitralis-klep (mijterklep – twee slippige klep)
• Halvemaanvormige kleppen (Arteriële, slagader-,semi-lunaire of uitlaat-kleppen)
b) (truncus) pulmonalis-klep
d) aorta-klep
17
atrio-ventriculaire kleppen:
• Boven – onder verdeling: elke harthelft wordt verdeeld in een atrium (= voorkamer, = boezem) en in een ventrikel (= kamer).
– Dubbele endocard plooien, met BW
– Re: tricuspidalisklep: 3 slippen
– Li: mitralisklep: 2 slippen
– Bloedstroom in 1 richting: van atria naar ventrikels
– Passieve opening en sluiting van kleppen vgl. drukken in het hart• Openen indien druk in atria groter wordt dan druk in ventrikels
– Geen terugslag mogelijk door chordae tendineae:• Peesdraden, bevestigd aan papillaire spieren, beletten dat kleppen het
bloed laten terugstromen naar de atria, indien de druk in de ventrikels stijgt
18
De uitwendige anatomie van het hart
Figuur 12-3(a)
20
Benamingen van tekening kunnen benoemen op dit figuur!!
Coronaire
vaten!
Figuur 12-3(b)
De uitwendige anatomie van het hart
21
Benamingen van tekeningkunnen benoemen op dit figuur!!
Extra te kennen bij vorige dia's
• Tepelspiertjes (m. papillares)• Chordae tendineae (bindweefselstrengen)• Septum (interventriculare)• Ligamentum arteriosum (Botalli)
• Overblijfsel van 2de shunt van embryonaal hart tussen Re en Li-hart (truncus pulmonalis en Aortaboog
• Auriculum – buitenste deel van atrium (letterl.: oortje)• Atrioventriculaire groeve – diepe groeve die de grens tussen atria en
ventrikels vormt = sulcus coronarius:– Hierin lopen de kransslagaders (arteriae coronariae) die de hartspier
voeden (= bevloeien = perfusie!)• Ventrale interventriculaire groeve• Dorsale interventriculaire groeve
– Markeert de grens tussen linker en rechter ventrikels– Groeven bevatten takken van arteriae coronariae (coronairen =
kransslagaders)– Gevuld met beschermend vet
22
Figuur 12-4(a)23
De hartwand en het hartspierweefsel
De hartwand
– Epicard (visceraal pericard)• Buitenste laag• Sereus membraan
– Myocard• Middelste laag• Dikke spierlaag• Afhankelijk van aërobe stofwisseling• Dikte myocard neemt af van apex naar basis• Linker ventrikelwand is dikste
– Endocard• Binnenbekleding• endotheel
24
25
Bloedstroom doorheen het hart.
via (klep)
via (klep)
Longen
Aorta
via (klep)
Via (klep)
26
Bloedstroom doorheen het hart.
VCS - VCI
Re-ventrikel
Re-atrium
Truncus pulmonalis
via tricuspidalis klep
via pulmonalisklep
Longen Venae pulmonales
Li-atrium
Li-ventrikel
Aorta Organen
via mitralisklep
via aortaklep
Bloedstroom doorheen het hart.Opmerkingen:
– Truncus pulmonalis (en longslagaders) vervoeren zuurstof-arm bloed, alhoewel het slagaders zijn !
(kleine circulatie dient voor zuurstofopname!)
– Longvenen (alhoewel venen) vervoeren zuurstofrijk bloed
– Aorta en pulmonalisklep: 3 halvemaanvormige klep-slippen: beletten terugvloei van bloed bij ontspanning van ventrikels:
• Het zijn zakjes die gevuld worden met bloed, en zo tegen mekaar gaan aanliggen en de terugstroom beletten
27
Bloedstroom doorheen het hart.
• Het bloed stroomt achtereenvolgens door de kleine en door de grote circulatie
• Toch trekken beide atria tegelijkertijd samen en tevens de beide ventrikels
• Dit noemen we een synchrone werking, van 2 pompen die in serie geschakeld staan
• Beide pompen stuwen exact evenveel bloed verder
• Linker ventrikel wordt zwaarder belast, want pompt op lichaamscirculatie met grotere weerstand: myocard is hier dikker
28
De anatomie van het hart
Belangrijk
Het hart heeft vier afdelingen, rechteratrium en rechterventrikel, verbonden met de kleine bloedsomloop en linkeratrium en linkerventrikel, verbonden met de grote bloedsomloop.
Het linkerventrikel wordt zwaarder belast en is veel groter dan de rechterventrikel, maar per hartslag pompen de beide kamers evenveel bloed weg.
AV-kleppen verhinderen dat bloed vanuit de ventrikels naar de atria terugstroomt en halvemaanvormige kleppen verhinderen het terugstromen van bloed vanuit de aorta en vanuit de a. pulmonalisnaar de kamers.
29
Coronaire circulatie
• Dit noemen we de bevloeiing of de perfusie van het hart
– Het gaat hier niet over de bloedstroom doorheen het hart (het bloed dat door de pomp voortgestuwd wordt)
– Het gaat over de bloedvaten die de spierwand van de pomp zelf van zuurstof en voedingsstoffen moeten voorzien
• De arteriële bloedtoevoer (bevloeiing) gebeurt door de re & likransslagader (arteria coronaria).
– Eerste aftakkingen van de aorta, net distaal van de aortaklep.
– Krijgen 10 % van het hartdebiet! (hart verbruikt veel O2)
• Veneuze afvoer verzamelt zich in sinus coronarius: vena cordis magna en vena cordis media monden uit in coronaire sinus
die uitmondt in het rechter atrium30
Coronaire circulatie
• De rechter kransslagader verloopt in de dwarse groeve naar achter:– In het vakjargon: RCA: rechter coronaire arterie
– eindigt in de overlangse groeve als achterste interventriculaire tak.
• De linker kransslagader: hoofdstam splitst in 2 hoofdtakken: – een voorste interventriculaire tak (naar beneden tussen 2
ventrikels): in het vakjargon: LAD: linker anterieure arteria descendens
– een ramus circumflexus: (verlengde van linker coronair in dwarse sleuf) in het vakjargon: CX of RCX: circumflex arterie of ramuscircumflexus
• Beiden geven nog andere takken (bv. marginale takken en anastomoses) en tot slot eindtakken af aan de hartspier.
• -
– Bij verstopping (occlusie): acuut myocard infarct!!
31
Figuur 12-7(a)32
De coronaire circulatie
= LAD
= RCX= RCA
Vette termen van vorigedia kunnen aanduiden
Figuur 12-7(b)33
De coronaire circulatie
De hartslag
Voor de hartslag zijn twee soorten hartcellen nodig
– Contractiele cellen• Leveren de pompwerking
– Cellen van het geleidingssysteem• Genereren en geleiden de actiepotentiaal
35
Contractiele cellen
36
De hartslag: contractiele cellen
37
Skeletspier:
-Korte actiepotentiaal
gevolgd door
enkelvoudige contractie
-Tetanus
Hartspier
-Lange refractiare periode
-Lange, trage,
enkelvoudige contractie
Het geleidingssysteem van het hart
– Genereert en geleidt elektrische impulsen in het hart
– Twee typen cellen
• Nodale cellen (nodus = knoop)– Gangmakercellen = pacemaker cellen
» Bereiken de drempelwaarde het eerst
» Stellen hartslagfrequentie in
• Geleidende cellen– Geleiden prikkels naar het myocard
38
Het geleidingssysteem van het hart
Figuur 12-9(a)39
Het geleidingssysteem (vervolg)
– Hart wekt eigen prikkels op ( = automatisme)
• Gangmakercellen bepalen hartslagfrequentie– Normale gangmaker is de sino-atriale knoop (SA-knoop)
– = gelegen in rechter atrium, heeft snelste (natuurlijk) ritme
• Impuls geleidt zich vanuit SA-knoop:– Over de atria
– Naar atrioventriculaire knoop (AV-knoop)» Heeft een trager natuurlijk ritme dan SA-knoop
– Naar bundel van His (AV-bundel) en bundeltakken
– Via Purkinjevezels naar ventrikels
Kunnen benoemen op vorige dia
40
Zenuwtoevoer naar het hart.
• Naast intrinsiek systeem, ook beïnvloeding van het autonoom zenuwstelsel: extrinsieke bezenuwing
• Oorsprong autonome zenuwen: cardiovasculair centrum (CVC) in medulla oblongata (verlengde merg van hersenstam)
– Parasympatische en sympatische zenuwen die elkaar tegenwerken• Parasympathische nervus vagus: bezenuwing van SA-knoop en AV-knoop
en myocard van atria:
– Bij stimulatie: vooral hartritme daling (weinig invloed op contractiekracht)
• Sympathische zenuwen: innervatie van SA-knoop en AV-knoop en myocard van atria en ventrikels
– Bij stimulatie: vooral hartritme stijging (positief chronotroop effect) contractiekracht stijging (positief inotroop effect)
42
ECG
• Elektrische activiteit van hart: in beeld gebracht door ECG:electrocardiogram– Via elektroden op de huid registreert men potentiaalverschillen t.h.v.
het hart; vocht en weefsels geleiden goed elektriciteit• Normaal ECG:
– P-top: depolarisatie (prikkeling) van de atria– QRS-complex: (3 pieken): depolarisatie van de V’s– T-top: repolarisatie (terugkeer naar rustpotentiaal) van V’s– ST-segment: lijn tussen S-piek en T-top: moet op nul-lijn liggen
• Afwijkingen van het ST-segment kunnen wijzen op pathologie
• Sinusritme: indien prikkel begint in SA-knoop– normaal sinusritme: tussen 60 en 100 slagen/min– 100 sl/min = tachycardie; 60 sl/min = bradycardie
• ECG geeft info over de toestand van het myocard en over het cardialegeleidingssysteem.
43
De hartslag
Belangrijk
De hartslag wordt bepaald door de SA-knoop en wordt gewijzigd door autonome activiteit, hormonen, ionen enzovoort.
Van daaruit wordt de prikkel via het atrium naar de AV-knoop, de AV-bundel, de bundeltakken en de purkinjevezels naar het myocard van de ventrikels geleid.
Op het ECG zijn de elektrische gebeurtenissen tijdens de hartslag zichtbaar.
45
46
Hartcyclus volgens
spieractiviteit van
atria en ventrikels:
Systole:
contractiefase, beide
ventrikels tegelijk
Diastole:
ontspanningsfase,
relaxatiefase
48
Hartcyclus van de ventrikels vanuit hemodynamisch standpunt.
T1
T2
Isovolumetrische contractie
Isovolumetrische relaxatieBasisschema!Kunnen tekenen
Hartcyclus: hemodynamisch
• De verschillende fasen van de hartcyclus voor de ventrikels (vanuit hemodynamisch standpunt) zijn:
1. De vullingsfase
2. De isovolumetrische contractiefase
3. De ejectie (uitstroom)fase
4. De isovolumetrische relaxatiefase
• Samen duren deze fasen gemiddeld net géén seconde: 0.8 à 0.9 sec.
49
Hartcyclus: Fase 1. Vullingsfase. (0,5 sec.)
• Begin: openen van de AV-kleppen
– Druk in de ventrikels wordt lager dan in de atria
– (ventrikels zijn in diastole)
• Wat?: bloed stroomt vanuit de atria naar de ventrikels om deze te vullen
– In eerste fase gebeurt dit passief (complete cardiale diastole)
– Daarna: atriale systole: door contractie van de atria wordt ventriculaire vulling voltooid
– In 2de helft van vullingsfase beginnen de V’s samen te trekken (systole) druk V’s (mede door vulling)
• Einde: AV-kleppen sluiten: dit veroorzaakt de 1ste harttoon
– Druk in V’s is groter geworden dan druk in voorkamers
50
Fase 2. De isovolumetrische contractiefase. (0,1 sec.)
• Begin: sluiten van AV-kleppen
– (zie vorige dia)
• Wat?: V’s vormen nu een gesloten systeem, en zijn in systole:
– AV-kleppen zijn net gesloten en de slagaderkleppen, (arteriële kleppen) zijn nog niet open!
– Druk van V’s : fase van snelle drukopbouw
• Einde: openen van de arteriële kleppen (Aorta- en pulmonalisklep)
– Druk V’s is groter geworden dan de druk in de slagaders
• Druk li V druk aorta
• Druk re V druk truncus pulmonalis
51
Fase 3. De ejectiefase (uitstroomfase) (0,2 sec.)
• Begin: openen van arteriële kleppen
– (zie vorige dia)
• Wat?:
– Ventrikels zijn bij start nog in systole en pompen het bloed naar de grote slagaders
• Li V pompt bloed naar aorta
• Re V pompt bloed naar truncus pulmonalis
– In 2de helft van deze fase: diastole begint
• Druk in V’s (mede door uitstroom bloed)
• Einde: sluiten van arteriële kleppen (beletten terugstroom van bloed naar V’s); dit veroorzaakt 2de harttoon
– Druk arteries druk V’s
52
Fase 4. De isovolumetrische relaxatiefase. (0,1 sec.)
• Begin: sluiten van arteriële kleppen
– (zie vorige dia)
• Wat?: V’s zijn terug gesloten systeem en in diastole
– Arteriële kleppen net gesloten, AV-kleppen nog niet terug open
– Druk van V’s : fase van snelle druk afbouw
• Einde: openen van AV-kleppen
– Druk V’s zakt terug onder de druk van de voorkamers (atria) die ook nog in diastole zijn, en zich met bloed gevuld hebben:
• Vena cava’s brengen continu zuurstofarm bloed naar re atrium
• 4 longvenen brengen continu zuurstofrijk bloed naar liatrium
– We beginnen terug aan fase 1: vullingsfase 53
Hartcyclus voor ventrikels: drukcurves
Druk in ventrikels verandert in functie van de fase in de cyclus.
– Druk moet onder de voorkamerdruk dalen om vulling toe te laten
(atria: lage drukken: li rond de 10 en re rond de 5 mmHg)
– Druk moet boven slagaderdruk uitstijgen om uitstroom toe te laten (slagaders: hoge drukken)
Vooral in li ventrikel geeft dit grote drukschommelingen
– deze pompt op de grote circulatie, tegen een hoge arteriële druk (gemiddeld 120 mm Hg systolische BD)
– De aorta kan het volume bloed niet aan en gaat oprekken; door haar elasticiteit veert de wand terug nà de ejectiefase
In de re ventrikel zijn de drukverschillen kleiner
– Deze pompt op de kleine circulatie, tegen een veel lagere druk (gemiddeld 30 mm Hg systolische BD)
• Vandaar ook het dunner myocard rechts.
54
Hartgeluiden of harttonen
• Bij auscultatie (beluisteren met een stethoscoop)
li onder de tepel, hoort men duidelijk de 2 harttonen:
‘lup-dup’
– Toon 1: sluiten van AV kleppen: luidste, duidelijkste geluid
– Toon 2: sluiten van arteriële kleppen: zachter geluid
• Tussen T1 en T2 zitten gemiddeld 0,3 sec.
• Tussen T2 en volgende T1: gemiddeld 0,6 sec.
– Tijden zijn afhankelijk van de duur van de hartcyclus, die afhangt van het hartritme
• Hoe sneller het hartritme, hoe korter de cyclusduur
• De vullingsfase: indien te kort: ineffectieve vulling
55
56
Dynamiek van het hart
Enkele belangrijke definities:
– Hartdynamica – bewegingen en krachten die tijdenssamentrekking van het hart worden gegenereerd
– Vandaar: hemodynamica: gevolg van contracties op beweging van bloed
– Slagvolume – hoeveelheid bloed die bij één hartslag wordtweggestuwd
– Hartminuutvolume – hoeveelheid bloed die per minuutwordt weggestuwd = hartdebiet = cardiac output
57
Hartdebiet (HD) = hartminuutvolume (HMV) = Cardiac output (CO)
• HD of HMV of CO= hoeveelheid bloed die het hart uitstoot per minuut, uitgedrukt in liters per minuut.
• Slagvolume (SV): hoeveelheid bloed die de ventrikels uitstoten bij elke contractie
• Niet rechtstreeks te meten• EDV – ESV (einddiastolisch volume – eindsystolisch volume):
te meten met echocardiografie
• Recht-evenredig met contractiekracht van hart
• HD kan je berekenen:– HD = slagvolume X hartfrequentie (hartritme)– bv.: gezonde volwassenen:
• SV : 70 ml/slag en HR: 72 sl/min HD = 5 l/min• Bij inspanning: tot 25 l/min ; atleten tot 35 l/min
– Deze HD-stijging bij inspanning = hart-reserve• Men kan HD doen stijgen door toename van HR en/of SV
58
HD = slagvolume X hartfrequentie (hartritme)
Regulatie HMV
Factoren die het hartminuutvolume (HMV) reguleren
– Bloedvolumereflexen
– Autonome innervatie
• Effecten hartslagfrequentie
• Effecten slagvolume
– Hormonen
59
Bloedvolumereflexen
Gestimuleerd door veranderingen van de veneuze terugkeer(= veneuze retour = veneus aanbod)
• Veneuze retour is de hoeveelheid bloed die het hart binnenkomt (per tijdseenheid)
– Atriumreflex
• Verhoogt hartslagfrequentie (hartritme)
• Veroorzaakt door uitrekking wand van rechteratrium
– Frank-Starling principe
• Verhoogt de ventriculaire output
• Veroorzaakt door uitrekking wand van ventrikels
60
Veneus aanbod = veneuze retour.
• = belangrijkste determinant van SV en dus van HMV !
– Hart pompt in principe alle bloed weg dat het ontvangt• (Zie Wet van Frank Starling)
• Enkel bij overaanbod (en dus overrekking) zal het SV niet verder kunnen stijgen en ontstaat er een decompensatie
• Pompfunctie alléén volstaat niet voor terugvoer naar hart
• Hulpmiddelen:
– Positie van lichaam: • liggend: bloed uit onderste ledematen stroomt beter terug (benen
omhoog nog betere retour)
– Spiercontractie: skeletspierpomp (vooral in de benen)
– Respiratoire pomp• Inademing: onderdruk in de thorax: aanzuiging
• Daling diafragma: intra-abdominale druk stijgt en bloed wordt omhoog gestuwd
61
Wet van Frank Starling:
• Bij méér rekking ventrikelspier (door betere vulling = hoger veneus aanbod/retour) stijgt de passieve spanning in de spier ; Volgens wet van Frank- Starling gaat dan ook de actievespanning stijgen (contractie) met graad van rekking (tot aan een fysiologische grens)
• Toegepast op het hart wil dit zeggen dat het hart - binnen fysiologische grenzen - alle aangevoerd veneus bloed zal wegpompen, zonder dat er veneuze stuwing ontstaat.
62
Wet van Frank-Starling (concreet)
• Wanneer veneuze terugstroom naar het hart toeneemt (veneuze retour) zal hart beter gevuld worden, en daardoor krachtiger pompen; dus slagvolume stijgt hartdebiet stijgt bloeddruk stijgt
– Bv. Bij venoconstrictie:• Adrenaline (orthosympatische stimulus)
• Angiotensine II
– Bv. Door houding: patiënt met benen omhoog leggen
• Bij overrekking: (fysiologische grenzen worden overschreden!) hart zal dit niet aankunnen:
– Decompensatie of hartfalen
63
Autonome regeling van het hart
– Parasympathische innervatie (bezenuwing)• Afgifte acetylcholine (ACh)• Verlaagt hartslagfrequentie= negatief chronotroop effect
(evt. bradycardie)• (verlaagt slagvolume: negatief inotroop effect)
(Onrechtstreeks door verminderde vulling van ventrikel)
– Sympathische innervatie• Afgifte norepinefrine (NE) = noradrenaline• Verhoogt hartslagfrequentie = positief chronotroop effect
( tachycardie)• Verhoogt slagvolume: positief inotroop effect
dit wil zeggen dat de conctractiekracht van de hartspiertoeneemt
64
Andere invloeden• Hogere centra• Bloeddruksensoren (baro-
receptoren)• Sensoren voor zuurstof,
koolstofdioxide (chemo-receptoren)
Autonome regeling van het hart
VERTRAAGT
VERSNELT
ACh
NE
Hormonale effecten op het HMV
– Bijniermerghormonen
• Bij afgifte epinefrine (adrenaline), norepinefrine(noradrenaline)
• Hartslagfrequentie en slagvolume nemen toe
• (positief chrono- en inotroop effect)
– Andere hormonen die output verhogen
• Schildklierhormonen– Verhogen stofwisseling meer ATP
• Glucagon– Verhoogt glycemie méér brandstof voor ATP productie
66
67
Preload = voorbelasting = volumebelasting
68
Vullingstoestand van het hart ➔ bepaald door
veneuze retour
Al dit aangevoerd bloed (volume) moet weggepompt
worden
= volume-belasting
Venen liggen voor het hart, brengen het bloed aan
voor-belasting
Afterload = nabelasting = drukbelasting
69
De spanning/kracht die de hartspier tijdens de contractie
moet ontwikkelen, om het bloed te kunnen wegpompen
tegen de heersende arteriële druk = druk-belasting :Bepaald door de perifere weerstand, op zijn beurt bepaald
door:Contractietoestand van de arteriële vaten (diameter)
(belangrijkst!!)Arteriën liggen nà (= achter) hart; bloed moet hierin gepompt
worden
Vasoconstrictie versus vasodilatatie: vooral toestand van
arteriolen, ook weerstandsvaten genoemd is hier bepalend
Elasticiteit van de bloedvat
Viscositeit van het bloed
Pomp = hart
Weefsels / organen
Schema hart-belasting !
TOEPASSING: hartdecompensatie decompensatio cordis
• Hart is ziek– Spier heeft niet voldoende kracht om bloed door te pompen
– Infarct: deel van spier is afgestorven
– Klepletsel werkt normale doorstroming tegen
– Tamponade belet normale vulling/pompfunctie
– Ritmestoornissen beletten normale pompfunctie
• Hart wordt té zwaar belast:– Te grote afterload: drukbelasting is gestegen (te hoge PW)
• Vb. bij chronische hypertensie: steeds pompen tegen hoge druk
– Te grote preload: volumebelasting is gestegen (te hoge VR)• Vb. bij overvulling, abnormale shunts, (vb. open ductus Botalli)
Hart is niet meer in staat om het bloed goed door te pompenTalrijke verschijnselen treden op in het hele lichaam, waaraan we herkennen dat het hart niet goed werkt:
We spreken van decompensatio cordis71
Pathofysiologie van overbelast hart:
Eérst compensatiemechanismen, doch begrensd:
– Wet van Frank-Starling
– Stress-hormonen: adrenaline (betere pompfunctie)
– Hypertrofie van de hartspier: het myocard wordt dikker!;
• Cave: ritmestoornissen!
• Bij overschrijding van grenzen van compensatiemechanismen: decompensatie!
• Vermits het hart uit 2 pompen bestaat, kunnen die beiden afzonderlijk decompenseren met ieder een eigen symptomatologie:
– Meestal is er echter sprake van een een combinatie van links- en rechtsdecompensatie.
72
Rechtsdecompensatie.
• Wanneer het rechter hart niet goed doorpompt, ontstaat er direct een verhoogde druk in de grote venen die het bloed aanvoeren naar het rechter hart
Men noemt dit een backward failure, die zich uit in:
– Verhoging van de centraal veneuze druk
– Verhoging van de veneuze druk tot in de capillairen
– Verminderde doorbloeding van de weefsels door stuwing
73
Schema rechtsdecompensatie:
Door slechte uitstroom naar de longen (6): stuwing in het aanvoerend gebied van RA:
1. druk in vena cava’s
2. Stuwing thv lever: zwelt op
3. hydrostat. druk darmcapillairen: ascites
4. Stuwing nieren: diurese
5. hydrostat. druk in OL (stuwing) dus oedemen;
door stuwing: koude extremiteiten en cyanose
74
Linksdecompensatie.
• Wanneer het linkerhart niet goed doorpompt heeft dit 2 grote gevolgen (backward- en forward failure):
– De druk in de longaders en hun vertakkingen gaat stijgen (backward failure)
– De aorta zal onvoldoende gevuld worden
(forward failure)
75
Schema linksdecompensatie:
Drukstijging in aanvoerendevaten (vanuit longen)1. druk in LA, longaders
dyspnoe en longoedeem
en
Onvoldoende uitstroom LV: geringe vulling Aorta
2. perfusie hersenen: verwardheid, syncope
3. perfusie nieren: RAAS dus
vochtretentie overvulling oedemen
4. perfusie perifere organen: huid is bleek, grauw, koud
76
77